bokking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bokking    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔkɪŋ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bok·king
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gerookte haring’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Afgeleid van bok met het achtervoegsel -ling: bokk(el)ing. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bokking bokkingen
verkleinwoord bokkinkje bokkinkjes

Zelfstandig naamwoord

debokkingm

  1. (visserij) (voeding) gerookte en gezouten haring
    • Ik vind een bokking op z'n tijd heerlijk. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • bakbokking, hombokking, snijbokking, spekbokking, strobokking, zalmbokking
Afgeleide begrippen
  • bokkingdrogerij, bokkinghang, bokkingkop, bokkingrokerij
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bokking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.