boomboor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boomboor    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbombor/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈbom.bo̝ːr/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.boːr/
Woordafbreking
  • boom·boor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomboor boomboren
verkleinwoord boomboortje boomboortjes

Zelfstandig naamwoord

deboomboorv/m

  1. een boor om gaten mee in bomen of grote stukken hout te maken
    • Als je morgen die boomboor meebrengt komen we hier wel doorheen. 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'boomboor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.