boomstronk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boomstronk    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bomstrɔnk/
Woordafbreking
  • boom·stronk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomstronk boomstronken
verkleinwoord boomstronkje boomstronkjes

Zelfstandig naamwoord

deboomstronkm

  1. (plantkunde) (afgezaagde) stam van een boom
    • In het bos moesten we steeds over boomstronken heen stappen. 

Gangbaarheid

  • Het woord boomstronk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.