bootongeluk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bootongeluk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbotˌɔŋɣəlʏk/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • boot·on·ge·luk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bootongeluk bootongelukken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbootongeluko

  1. ongeval waarbij één of meer boten betrokken zijn
     Bij het bootongeluk op de Waddenzee bij Terschelling in oktober 2022 voeren de snelboot en watertaxi die met elkaar in botsing kwamen te hard.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord bootongeluk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Ongeluk Terschelling waarbij vier doden vielen: boten voeren te hard” (06-12-2023), RTL Nieuws
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.