bosbewoner
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bosbewoner (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bos·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en bewoner zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbewoner | bosbewoners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bosbewoner m
- persoon die in het bos woont
- ▸ Bosbewoner vast om 1000 inbraken: Agenten in de Amerikaanse staat Maine hebben een man opgepakt die zich 27 jaar lang schuilhield in een bos in het stadje Rome en in leven bleef door te stelen bij huizen en instellingen in de buurt.[3]
- dier dat in het bos woont
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord bosbewoner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ bosbewoner op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bosbewoner vast om 1000 inbraken” (Donderdag 11 april 2013, 19:32), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.