bosboerenkers
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bosboerenkers (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- bos·boe·ren·kers
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos en boerenkers zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosboerenkers | bosboerenkersen |
verkleinwoord | bosboerenkersje | bosboerenkersjes |
Zelfstandig naamwoord
de bosboerenkers v / m
- (bloemplanten) Noccaea caerulescens var. caerulescens een tweejarige plant (variëteit) uit de kruisbloemenfamilie (Cruciferae of Brassicaceae). De bosboerenkers komt van nature voor in Midden-, Zuid- en Oost-Europa en is inheems in Wallonië. In tegenstelling tot de vergelijkbare zinkboerenkers heeft het geen lange, stoloonachtige scheuten
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'bosboerenkers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] bosboerenkers op Wikidata
- [1] bosboerenkers op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.