bosgeus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bosgeus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bos·geus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosgeus bosgeuzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debosgeusm

  1. (geschiedenis) lid van de benden niet-katholieken, die de bossen in gevlucht waren, om aan vervolging door Alva te ontkomen

Gangbaarheid

  • Het woord bosgeus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
44 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.