bouwagenda

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwagenda    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bouw·agen·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwagenda
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debouwagendav/m

  1. plannen die men heeft om huizen te gaan bouwen
     Vorig jaar werden er zo'n 70.000 nieuwe woningen gebouwd en 80.000 als je de transformatie van kantoorpanden tot woningen meetelt. Dat moet dus omhoog. Er komt daarvoor een minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, een Nationale Woon- en Bouwagenda en provincies en gemeenten krijgen meer ondersteuning. En er moeten meer prefabwoningen komen, huizen die deels in een fabriek worden gebouwd.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'bouwagenda' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Leen Kraniotis
    “Dit zijn de woonplannen van de coalitie, zullen ze helpen?” (Vrijdag 17 december 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.