bouwbudget

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwbudget    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bouw·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwbudget bouwbudgetten
bouwbudgets
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbouwbudgeto

  1.  Argumenten voor:- veel bestaande wedstrijdlocaties; relatief laag bouwbudget nodig- compacte Spelen met weinig reistijd- veel ervaring met grote evenementen- derde kandidatuur op rij[1]
     'Bouwbudget scholen blijft onbenut'[2]

Gangbaarheid

  • Het woord bouwbudget staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    NOS Sport
    “OS 2020: Tokio, Madrid of Istanbul” (Vrijdag 6 september 2013, 16:56), NOS
  2. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Bouwbudget scholen blijft onbenut'” (Vrijdag 29 januari 2010, 02:28), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.