bouwgrond

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwgrond    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑuɣrɔnt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bouw·grond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwgrond bouwgronden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debouwgrondm

  1. grond waarop men huizen kan en mag bouwen
  2. (landbouw) grond die voor landbouw geschikt is

Gangbaarheid

  • Het woord bouwgrond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.