bouwhistorie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwhistorie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bouw·his·to·rie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwhistorie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debouwhistoriev

  1. (bouwkunde) (geschiedenis) de discipline die zich bezighoudt met het materiële onderzoek van gebouwd erfgoed, waarom een gebouw staat waar het staat, waarom het eruitziet zoals het eruitziet en welke waarden dit belichaamt voor heden en toekomst

Gangbaarheid

  • Het woord bouwhistorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.