bouwmarkt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bouwmarkt (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑumɑrəkt / (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bouw·markt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw ww en markt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwmarkt | bouwmarkten |
verkleinwoord | bouwmarktje | bouwmarktjes |
Zelfstandig naamwoord
de bouwmarkt v / m
- (handel) handelsonderneming die bouwmaterialen, gereedschap en doe-het-zelfartikelen verkoopt
Gangbaarheid
- Het woord bouwmarkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwmarkt" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.