bouwput

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwput    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑupʏt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bouw·put
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwput bouwputten
verkleinwoord bouwputje bouwputjes

Zelfstandig naamwoord

debouwputm

  1. een ontgraving die nodig is voor het maken van een fundering, kelder, tunnel of riolering

Gangbaarheid

  • Het woord bouwput staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.