bow
Engels
Uitspraak
- Geluid: bow (hulp, bestand)
- IPA: /boʊ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bow | bows |
bow
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bow |
he/she/it | bows |
verleden tijd | bowed |
voltooid deelwoord |
bowed |
onvoltooid deelwoord |
bowing |
gebiedende wijs | bow |
Werkwoord
bow
- (muziek) strijken
- «He bowed his instrument well.»
- Hij wist zijn instrument goed te strijken
- «He bowed his instrument well.»
- een boog vormen, verbuigen
- «The plank bowed under his weight.»
- De plank verboog onder zijn gewicht.
- «The plank bowed under his weight.»
Uitspraak
- Geluid: bow (hulp, bestand)
- IPA: /baʊ/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bow |
he/she/it | bows |
verleden tijd | bowed |
voltooid deelwoord |
bowed |
onvoltooid deelwoord |
bowing |
gebiedende wijs | bow |
Werkwoord
bow
- buigen
- «He did bow for that threat.»
- Hij boog niet voor dat dreigement.
- «He did bow for that threat.»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bow | bows |
Zelfstandig naamwoord
bow
- (scheepvaart) boeg, voorsteven
- buiging
- «He took a bow.»
- Hij maakte een buiging
- «He took a bow.»
Wymysoojs
Uitspraak
- Geluid: bow (hulp, bestand)
Zelfstandig naamwoord
bow
Schrijfwijzen
- bōv
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.