brandspuit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brandspuit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • brand·spuit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandspuit brandspuiten
verkleinwoord brandspuitje brandspuitjes

Zelfstandig naamwoord

debrandspuitv/m

  1. een grote slang met een metalen eindstuk, bedoeld voor het spuiten van bluswater
    • Zet er nog maar een brandspuit op. 
Overerving en ontlening
Hyponiemen
  • handbrandspuit, motorbrandspuit, slangbrandspuit, stoombrandspuit
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord brandspuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.