bras

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bras    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bras
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schoot van een ra’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
  • [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord bras brassen
verkleinwoord brasje brasjes

Zelfstandig naamwoord

debrasm

  1. (scheepvaart) een lijn verbonden aan het uiteinde van een ra met als doel de ra ten opzichte van de wind te kunnen draaien
  2. ongekookte gepelde rijst (geen vervoegingen)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
brassen

bras

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brassen
    • Ik bras. 
  2. gebiedende wijs van brassen
    • Bras! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brassen
    • Bras je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

bras mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bra

Frans

Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord van Latijn brachium (arm), wat weer geleend werd van Oudgrieks βραχίων (arm) [1]
Uitspraak
  • Geluid:  bras    (hulp, bestand)
  • IPA: /bʁa/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bras     le bras     bras     les bras  

Zelfstandig naamwoord

bras m

  1. (anatomie) arm
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.