brick

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  brick (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /brɪk/
enkelvoud meervoud
brick bricks

Zelfstandig naamwoord

brick

  1. baksteen

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  brick 
he/she/it  bricks 
verleden tijd  bricked 
voltooid
deelwoord
 bricked 
onvoltooid
deelwoord
 bricking 
gebiedende wijs  brick 
  1. Een apparaat (zoals een computer of smartphone) laten stoppen met werken door er software op te installeren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.