broekie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  broekie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbruki/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • broe·kie
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van broek met het achtervoegsel -ie
enkelvoud meervoud
naamwoord broekie broekies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbroekieo

  1. (informeel) een jong onervaren jochie
    • Ook over zijn ploeg was Dumoulin niets dan lovend. "Iedereen heeft heel goed gewerkt. Sam (Oomen, red.), die als jong broekie zelf nog negende wordt. Laurens (Ten Dam, red.), de oude krijger die lang meegaat in de bergen", aldus Dumoulin. [1] 
    • Maar opnieuw was het Erwin Komenda – toen nog lang niet toe aan zijn laatste pakje peuken – die het ontwerp van de 911 al grotendeels klaar had toen broekie Butzi van de ontwerpschool was gestuurd en werd opgevangen door zijn vader. [2] 
    • Als 19-jarig broekie werd hij in 1949 samen met nog negenhonderd dienstplichtige militairen ingescheept aan boord van de tot troepenschip omgebouwde vrachtboot Tabinta. Ruim een maand deed Henk Wansink (88) uit Eibergen er over om met het schip de 17.000 kilometer naar Nederlands-Indië te overbruggen. [3] 
  2. broekje
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord broekie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.