brouwer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brouwer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrɑuwər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • brou·wer
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands brouwere, in de betekenis van ‘iemand die beroepsmatig bier brouwt’ aangetroffen vanaf 1284; op te vatten als naamwoord van handeling van brouwen met het achtervoegsel -er [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord brouwer brouwers
verkleinwoord brouwertje brouwertjes

Zelfstandig naamwoord

debrouwerm

  1. (beroep) iemand die bier maakt om te verhandelen (tegenwoordig ook wel als hobby)
  2. (bedrijf) onderneming die bier maakt om te verhandelen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • Brouwersgracht, brouwershaven, brouwerspaard, brouwersstiel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord brouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.