brugklas

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brugklas    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrʏxklɑs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • brug·klas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brugklas brugklassen
verkleinwoord brugklasje brugklasjes

Zelfstandig naamwoord

debrugklasv

  1. (onderwijs) eerste klas waarin een leerling terechtkomt die van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs gaat
    • Volgens De Graaff is van Engels best een kernvak te maken met 15 procent van de lestijd. Maar dan moet de brugklas aansluiten op het niveau dat ze hebben gehaald. „Er zijn lesplannen die voorschrijven hoe je vanaf groep 1 of groep 5 het programma kan invullen. Uitgeverijen spelen daarop in.”[1] 

Gangbaarheid

  • Het woord brugklas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Maarten Huygen NRC 31 mei 2016
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.