buitenlandreiziger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buitenlandreiziger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bui·ten·land·rei·zi·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenlandreiziger buitenlandreizigers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debuitenlandreizigerm

  1. iemand die naar een ander land dat het eigen reist
     Nieuwe socialistische wetten gaven deze instanties het recht om ook als de buitenlandreizigers onberispelijke staatsburgers waren naar smokkelgeld te zoeken.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'buitenlandreiziger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.