buitenlid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buitenlid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bui·ten·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenlid buitenleden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbuitenlido

  1. een lid van een vereniging dat buiten de stad of land van vestiging woont
  2. (anatomie) extremiteit zoals een arm of een been

Gangbaarheid

  • Het woord buitenlid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.