caler

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ka.le/

Werkwoord

caler

  1. (spreektaal) stoppen, opgeven
    «La PSG a vite calé contre Nantes.»
    Paris Saint-Germain heeft het gauw opgegeven tegen Nantes. [1]
  2. (spreektaal) afslaan (van motor)
    «Juste devant le feu, le moteur de ma caisse a calé
    Net voor het stoplicht sloeg de motor van mijn wagen af. [1]
  3. (spreektaal) zich vol vreten, schransen
    «Ch'uis calé
    Ik kan geen pap meer zeggen! [1]

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: [kaˈleɾ]
Woordafbreking
  • ca·ler
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
caler
calía
calido
volledig

caler

  1. overgankelijk (alleen gebruikt in de derde persoon) (verouderd) interesseren, van belang zijn voor
  2. modaal werkwoord (alleen gebruikt in de derde persoon) (verouderd) drukt uit dat iets nodig of geschikt is
    1. kunnen
    2. schikken, uitkomen
    3. moeten, nodig zijn
    4. moeten, behoren, verplicht zijn
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    María Eugenia Conde Noguerol
    Hacia una caracterización semántica del verbo caler (14 september 2015) in: Sintagma, jrg. 28, pp. 93-106
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.