caravan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  caravan    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ca·ra·van
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kampeerwagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1940 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord caravan caravans
verkleinwoord caravannetje caravannetjes

Zelfstandig naamwoord

decaravanm

  1. kampeerwagen, woonwagen, aanhangwagen die kan dienen als woonst
    • Door de windhoos raakten tien caravans te water. 
    • Er kan nog even geen caravan achter de hybride crossover Kia Niro maar verder zal de 60-plusser er blij mee zijn, [2] 
     In het woongedeelte van de caravan lagen een aantal hikers languit naar Game of Thrones te kijken.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
  • ecocaravan, stacaravan, sekscaravan, stemcaravan, toercaravan, vouwcaravan, zuipcaravan, biechtcaravan, bordeelcaravan, zigeunercaravan
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord caravan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.