cargar

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /kaɾ.ˈgaɾ/
Woordafbreking
  • car·gar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cargar
cargaba
cargado
volledig

Werkwoord

cargar

  1. onovergankelijk zeuren (op de zenuwen werken)
  2. veel vruchten dragen (van bomen)
  3. dragen
  4. meenenemen
  5. overgankelijk laden, beladen, bevrachten, inladen, bepakken
  6. belasten (belasting)
  7. bevatten
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.