casanova

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  casanova    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkasaˈnova/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ca·sa·no·va
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem van Italiaans  Casanova en  "Nieuwenhuis", dat verwijst naar de 18e-eeuwse Italiaanse avonturier G. Casanova , geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.C; in de betekenis van ‘vrouwenversierder’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord casanova casanova's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decasanovam

  1. man die veel vrouwen verleidt
    • Hij keek me aan met de ogen van een casanova. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • casanovagen

Gangbaarheid

  • Het woord casanova staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.