caso

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /'ka.so/
Woordafbreking
  • ca·so
enkelvoud meervoud
caso casos

Zelfstandig naamwoord

caso m

  1. geval, zaak, kwestie
  2. (taalkunde) casus, naamval
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
casar

caso

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van casar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.