castigeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  castigeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cas·ti·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]

Werkwoord

castigeren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
castigeren
castigeerde
gecastigeerd
zwak -d volledig
  1. tuchtigen, bestraffen, kastijden
  2. ontdoen van ongewenste, vulgaire of aanstootgevende passages
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord castigeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
28 %van de Nederlanders;
34 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.