chapeau
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: chapeau (hulp, bestand)
- IPA: / ʃaˈpo / (2 lettergrepen)
- (Limburg): /ʃa.ˈpoː/
Woordafbreking
- cha·peau
Woordherkomst en -opbouw
Tussenwerpsel
chapeau
- een uitroep van bewondering voor een knappe prestatie
- Chapeau! Dat heb je erg goed gedaan!
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chapeau | chapeaus |
verkleinwoord | chapeautje | chapeautjes |
Zelfstandig naamwoord
de chapeau m
- (kaartspel) een pokerspel met dobbelstenen
- (letterkunde) een kleine kop boven de eigenlijke kop van een artikel, eventueel cursief gedrukt
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord chapeau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Frans
Uitspraak
- Geluid: chapeau (hulp, bestand)
- IPA: /ʃa.po/
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
chapeau m
- hoed
- (metonymisch) de rang, waardigheid belichaamd door het hoofddeksel
- (media) kop, lead, introductieregel of -alinea, bovenaan een hoofdtekst (die de aandacht van de lezer moet trekken)
- (spreektaal) condoom, kapotje
- «Si tu veux faire l'amour, n’oublie pas de mettre un chapeau.»
- Als je wil vrijen, vergeet dan niet een condoom te gebruiken. [2]
- «Si tu veux faire l'amour, n’oublie pas de mettre un chapeau.»
Schrijfwijzen
- [3] chapo
Tussenwerpsel
chapeau
- (spreektaal) petje af! [2]
Verwante begrippen
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.