kapotje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kapotje    (hulp, bestand)
  • IPA: /kaˈpɔcə/ (3 lettergrepen); /ka'pɔtʲə/
Woordafbreking
  • ka·pot·je
Woordherkomst en -opbouw
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord kapotje kapotjes

Zelfstandig naamwoord

hetkapotjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kapot
  2. dim. tant. (informeel), (seksualiteit) voorbehoedsmiddel dat om de penis aangebracht wordt
    • Ga wat kapotjes halen! 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kapotje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.