ciseleerder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ciseleerder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ci·se·leer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ciseleerder ciseleerders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deciseleerderm

  1. (beroep) iemand die ciseleert, een ciseleur

Gangbaarheid

  • Het woord ciseleerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.