ciseleur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ciseleur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ci·se·leur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ciseleur ciseleurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deciseleurm

  1. (beroep) iemand die ciseleert, een ciseleerder
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ciseleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.