coördinator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coördinator    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌko(w)ɔrdiˈnatɔr/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • co·or·di·na·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coördinator coördinatoren, coördinators
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decoördinatorm

  1. (beroep) iemand die werkzaamheden van anderen op elkaar afstemt
    • Naar aanleiding van de stijging in het aantal roofovervallen is een landelijke coördinator overvalcriminaliteit aangesteld. 
Hyponiemen
  • gewestcoördinator
  • jeugdcoördinator
  • kwaliteitscoördinator
  • milieucoördinator
  • netcoördinator
  • netwerkcoördinator
  • onderwijscoördinator
  • onderzoekscoördinator
  • opleidingscoördinator
  • praktijkcoördinator
  • programmacoördinator
  • projectcoördinator
  • rampencoördinator
  • regiocoördinator
  • schoolcoördinator
  • slotcoördinator
  • stagecoördinator
  • studiecoördinator
Afgeleide begrippen
  • coördinatorenoverleg
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord coördinator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.