cohabitatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cohabitatie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·ha·bi·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘paring’ voor het eerst aangetroffen in 1650
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samenwerking van twee politieke tegenstanders’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1986 [1]
  • Naamwoord van handeling van cohabiteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cohabitatie cohabitaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decohabitatiev [3]

  1. (seksualiteit) (formeel) geslachtsgemeenschap
  2. (onwettige, ongehuwde of buitenechtelijke) samenwoning
  3. door de nood gedwongen samenwerking tussen twee onwaarschijnlijke partners

Gangbaarheid

  • Het woord cohabitatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.