cohabiteren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cohabiteren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·ha·bi·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cohabiteren |
cohabiteerde |
gecohabiteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
cohabiteren [3]
- onovergankelijk (seksualiteit) (formeel) vrijen, geslachtsgemeenschap hebben
- samenwonen, in elkaars nabijheid vertoeven
Synoniemen
- [1] paren, rampetampen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord cohabiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.