conjunctivitis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  conjunctivitis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • con·junc·ti·vi·tis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘ontsteking van de conjunctiva’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Latijnse conjunctiva (met het voorvoegsel con-) en met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord conjunctivitis conjunctivitissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deconjunctivitisv

  1. (medisch) bindvliesontsteking van het oog
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord conjunctivitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.