controlewerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: controlewerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·tro·le·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van controle zn en werk zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | controlewerk | controlewerken |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het controlewerk o
- arbeid die men moet verrichten om te zien of iets wel goed verloopt
- ▸ Een andere berispte accountant, die het controlewerk nog eens extra had moeten nakijken, had volgens de tuchtrechter "gezien de tekortkomingen geen verklaring mogen afgeven dat hij instemt met de afgifte van een goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening."[2]
- ▸ Verder zouden accountantskantoren hun inkomsten uit controlewerk moeten scheiden van wat ze verdienen met advieswerk.[3]
Synoniemen
- controlewerkzaamheden
Gangbaarheid
- Het woord controlewerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Opnieuw KPMG-accountants van Imtech veroordeeld door tuchtrechter” (Vrijdag 15 januari 2021, 12:29), NOS
- ↑ Weblink bron “'Accountants presteren nog altijd onder de maat, wetgever moet ingrijpen'” (Dinsdag 14 januari 2020, 14:06), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.