coronapandemie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coronapandemie    (hulp, bestand)
  • IPA: /koˈronaˌpɑndeˌmi/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • co·ro·na·pan·de·mie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronapandemie coronapandemieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decoronapandemiev

  1. (medisch) wereldwijde epidemie veroorzaakt door een coronavirus
     De coronapandemie kan wereldwijd tot verlies van 25 miljoen banen leiden, als regeringen niet snel actie ondernemen om werknemers te beschermen.[1]
     Het was 12 februari, een paar weken voor de corona-pandemie Nederland bereikte, en D66-Kamerlid Maarten Groothuizen lanceerde zijn plan: Voor grip op arbeidsmigratie. Ondertitel: Voor veilige, georganiseerde en tijdelijke arbeidsmigratie.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord coronapandemie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “‘Wereldwijd 25 miljoen banen op de tocht’” (19 maart 2020) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Maite Vermeulen
    “Dit is een oplossing voor vergrijzing, armoede én mensensmokkel. Maar bijna niemand wil er aan” (21/5/2020), De correspondent
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.