crew

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  crew    (hulp, bestand)
  • IPA: /kruː/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • crew
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord, van het Engels crew, in de betekenis van ‘bemanning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1932 [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord crew crews
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decrewm

  1. bemanning van een schip of vliegtuig
  2. personeel bij een filmproductie
  3. groep medewerkers een rondreizende voorstelling opbouwen en afbreken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord crew staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  crew (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɹuː/
enkelvoud meervoud
crew crews

Zelfstandig naamwoord

crew

  1. bemanning
  2. gezelschap

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

crew m

  1. (spreektaal) groep, posse
    «Le weekend, Déborah s'amuse avec mon crew
    Het weekend amuseert Déborah zich met mijn posse. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.