cursusboek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cursusboek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cur·sus·boek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cursusboek cursusboeken
verkleinwoord cursusboekje cursusboekjes

Zelfstandig naamwoord

hetcursusboeko

  1. (onderwijs) boek dat men gebruikt tijdens een opleiding
     Het cursusboek op bovenstaande foto bestaat niet echt, maar de Belgische koning Albert zit er wel een beetje om verlegen. Hij zal niet de eerste aan een hof zijn met een buitenechtelijk kind, maar toegeven? Ho maar. En de Belgen zijn er klaar mee.[1]
     De cursus van vier lessen vindt plaats van 9.00 uur tot 11.00 uur in de bibliotheek. Deelname kost 25 euro. Dat is inclusief een cursusboek. Inschrijven kan tot donderdag 11 april bij de balie van de bibliotheek of via www.bibliotheekrijssenholten.nl.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord cursusboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Koning Albert 'bastaardkind erkennen voor dummies'” (Dinsdag 25 juni 2013, 10:13), NOS
  2. Weblink bron
    Jesse Seppenwoolde
    “Cursus DigiD en E-overheid biedt inwoners Rijssen-Holten hulp” (03-04-2019), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.