danskoord
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: danskoord (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dans·koord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dans zn en koord zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | danskoord | danskoorden |
| verkleinwoord | danskoordje | danskoordjes |
Zelfstandig naamwoord
het danskoord o
- touw dat men gebruikt bij touwtjespringen
- Meneer wordt afgeweerd als hij zijn vrouw in haar pelerine helpen wil. Jeannine springt voor het terras in een danskoord en trekt de aandacht van het jong volk op haar telkens ontblote knieën en haar huppelende borsten. [2]
- draad waarover een evenwichtskunstenaar loopt
- 'k Bezweer de angsten voor de dood,/uw eenzaamheid en zielenood./De danskoord is mijn lust, mijn lot;/breek ik de nek: 'k ben dicht bij God!/Lacht u een bult wanneer ik val:/ik ben een hopeloos geval!... [3]
Synoniemen
- [1] springtouw
Gangbaarheid
- Het woord 'danskoord' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "danskoord" herkend door:
| 91 % | van de Nederlanders; |
| 95 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Bart Vrijbos Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1937 Conflicten
- ↑ NRC Antoon van der Plaetse Antoon van der Plaetse: 60
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.