decir

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /deˈθiɾ/
Woordafbreking
  • de·cir
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Oudspaans dezir, uit Latijn dicere. [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
decir
decía
dicho
volledig

Werkwoord

decir

Woordafbreking
  • de·cir
  1. onovergankelijk zeggen, spreken, praten, vertellen
  2. luiden
  3. bedoelen
  4. noemen
  5. aanspreken
  6. roddelen
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Weblink bron decir in: Diccionario de la lengua española, Real académica española op dle.rae.es
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.