deductie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: deductie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het deduceren’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
- afgeleid van deduceren met het achtervoegsel -tie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deductie | deducties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de deductie v [3]
- het deduceren
- (wiskunde) (logica): redenering waarbij men, uitgaande van het meer algemene, tot het bijzondere besluit
Antoniemen
Verwante begrippen
- premisse, conclusie, syllogisme, propositie, predicaat, propositielogica, predicaatlogica
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord deductie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deductie" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "deductie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ deductie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.