conclusie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  conclusie    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔŋˈklyzi/
Woordafbreking
  • con·clu·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gevolgtrekking’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • afgeleid van het Latijnse clūdere (sluiten) met het voorvoegsel con- [2]
  • Naamwoord van handeling van concluderen met het achtervoegsel -ie
enkelvoud meervoud
naamwoord conclusie conclusies
verkleinwoord conclusietje conclusietjes

Zelfstandig naamwoord

deconclusiev [3]

  1. de uitkomst van een denkproces, besluit, gevolgtrekking, bevinding
     Ze was de greep op haar eigen gedachten volledig kwijt. De vragen en voorbarige conclusies stroomden als een woeste rivier.[4]
     Deze conclusie, zijn verklaring van plichtsbesef en de resten van zijn garnalensoesje spoelde hij weg met een grote slok zoete witte wijn, terwijl ik bleef zitten met de vraag hoe hij vanuit dit geïsoleerde hotel, dat op honderden kilometers van zee lag, leiding gaf aan een intercontinentaal georiënteerd maritiem bedrijf, maar ik durfde het niet te vragen, want hij had alweer een nieuw roesje in zijn mond gestopt.[5]
  2. verklaring geschreven door een advocaat waarin een partij in een rechtszaak zijn eisen en middelen uiteenzet
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord conclusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.