dekker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dekker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dek·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van dekken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dekker dekkers
verkleinwoord dekkertje dekkertjes

Zelfstandig naamwoord

dedekkerm

  1. (beroep) iemand die dekt
  2. iets wat uit dekken is samengesteld
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord dekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.