dubbeldekker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dubbeldekker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdʏbəlˌdɛkər/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dub·bel·dek·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘autobus met twee verdiepingen’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • Samenstellende afleiding van dubbel en dek met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbeldekker dubbeldekkers
verkleinwoord dubbeldekkertje dubbeldekkertjes

Zelfstandig naamwoord

dedubbeldekkerm

  1. (luchtvaart) een vliegtuig met twee evenwijdige vleugels boven elkaar
    • Tussen de beide wereldoorlogen waren dubbeldekkers erg in zwang. 
  2. (transport) bus of trein met twee niveaus waarin passagiers vervoerd kunnen worden
    • In Londen rijden veel dubbeldekkers. 
    • De NS gebruikt steeds meer dubbeldekkers. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dubbeldekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.