dienstwoning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dienstwoning    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdinstwonɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dienst·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstwoning dienstwoningen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dedienstwoningv

  1. huis of ander verblijf waar iemand moet wonen om zijn werk te kunnen doen
     Hoe gaat het trouwens met Gottfrids timmermanswerk aan de dienstwoningen? 'Ze gaapte terwijl ze het vroeg, discreet en verontschuldigend, maar toch.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord dienstwoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.