dijkwacht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dijkwacht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɛikwɑxt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- dijk·wacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dijk zn en wacht zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dijkwacht | dijkwachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het dijkwacht o
- (waterbeheer) persoon die zich in tijd van gevaar op de dijk bevindt om gevaarlijke situaties te rapporteren, vaak een vrijwilliger
- De dijkwacht meldde dat er door de golven een gat in de steenbekleding van de dijk was geslagen.
- (waterbeheer) beambte die aan het hoofd staat van een groep personen die gevaarlijke situaties bij dijken te rapporteren
- De dijkwachters brachten verslag uit aan de dijkwacht.
Synoniemen
- [1] dijkwachter
Gangbaarheid
- Het woord dijkwacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.