dijkwacht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dijkwacht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɛikwɑxt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dijk·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dijkwacht dijkwachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetdijkwachto

  1. (waterbeheer) persoon die zich in tijd van gevaar op de dijk bevindt om gevaarlijke situaties te rapporteren, vaak een vrijwilliger
    • De dijkwacht meldde dat er door de golven een gat in de steenbekleding van de dijk was geslagen. 
  2. (waterbeheer) beambte die aan het hoofd staat van een groep personen die gevaarlijke situaties bij dijken te rapporteren
    • De dijkwachters brachten verslag uit aan de dijkwacht. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord dijkwacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.