dijstuk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dijstuk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dij·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dij zn en stuk zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dijstuk | dijstukken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het dijstuk o
- kippenpoot met de dij
- Zorg in ieder geval voor gelijke stukken. Poten, of dijstukken. Liefst met bot. Niet wassen maar wel insmeren met olie, zout en peper. [2]
Gangbaarheid
- Het woord dijstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dijstuk" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf FELIX WILBRINK 14 jul. 2018 Recept van de dag: kip uit de oven
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.