dimanche
Frans
Uitspraak
- Geluid: dimanche (hulp, bestand)
- IPA: /diˈmɑ̃ʃ/
Woordherkomst en -opbouw
- Ontstaan uit het Latijnse (dies) Dominica (zondag, de "Dag des Heren").
| enkelvoud | meervoud | ||
|---|---|---|---|
| zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
| dimanche | le dimanche | dimanches | les dimanches |
Zelfstandig naamwoord
dimanche m
| Dagen in het Frans | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| lundi maandag |
mardi dinsdag |
mercredi woensdag |
jeudi donderdag |
vendredi vrijdag |
samedi zaterdag |
dimanche zondag |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.